thumbnail

Column van Ans van der Linden

BÉBÉ                              Ans van der Linden

Het kleine Sint-Dionysiuskerkje in Asselt lag er mooi bij in de late herfstzon. Hier en daar bloeide nog een enkele roos. We beklommen de trappen, zoals wel vaker. In dit kerkje vierden mijn grootouders bijna zestig jaar geleden hun gouden huwelijk. Na de mis stond de hele familie op deze treden te poseren voor de foto. Een geweldig tijdbeeld in zwart-wit: al die suikerspinkapsels van de dames. Alleen de roze kleur ontbrak eraan. 

Over een smal pad met zacht knerpende kiezelsteentjes maakten we een rondje om de kerk. Af en toe stonden we stil om een inscriptie op een grafsteen te lezen. ‘Allemaal voorbije levens,’ zei mijn man peinzend. Maar ik liep alweer door en was bijna rond toen ik plotseling stilstond. Tegen de muur van de grote toren zag ik een grafmonument met een familiewapen. Op het graf lag een reusachtige deksteen met namen. Nooit eerder gezien. Wie mocht hier wel niet begraven zijn? Om dat te kunnen lezen moest ik (heel oneerbiedig) een voet op de deksteen zetten. Ach, dit was het graf van Herman graaf Wolff Metternich. Die naam kende ik wel, de familie woonde op kasteel Hillenraad in Swalmen, het geboortedorp van mijn ouders. Vroeger mocht de jeugd in winterdag schaatsen op de slotgracht en als jonge knul won mijn vader ooit een schaatswedstrijd. De prijs was een reep chocolade, die kreeg hij van de gravin. De deksteen vermeldde ook haar naam: Amélie gravin Schall Riaucour. 

De Wolff Metternichs hadden drie dochters, vertelde mijn moeder lang geleden. De gravinnetjes gingen gewoon naar het dorpsschooltje. Heel aardige meisjes, zei ze, eentje zat bij haar in de klas. Baby heette ze. Baby? zei ik vol ongeloof. Nee zeg! Dat kon niet waar zijn. Toch heette ze zo, hield mijn moeder vol, iedereen noemde haar Baby. Maar ik geloofde het niet. Later dacht ik nog wel eens aan Baby, maar niet vaak. 

Nu stond ik bij het familiegraf in Asselt. Onder de naam van gravin Amélie stond ene Claude de Guerre vermeld, en daar weer onder …..
    ‘Nee!’
    ‘Hoezo nee?’ vroeg mijn man die inmiddels naast me stond.
Ik wees naar de deksteen. Daar stond het –
    Eugénie (Bébé) de Guerre – gravin Wolff Metternich.
Dus toch Baby! Zij het op z’n Frans, de taal van de adel. De dorpskinderen gingen vroeger natuurlijk niet Frans spreken, die zeiden gewoon Baby. 

Google wees even later uit dat Eugénie de jongste van de drie dochters was. Ja kijk, dan word je in die kringen al gauw Bébé genoemd.
Mooi, de kwestie was nu – een halve eeuw later – opgehelderd. Niet dat het belangrijk was, maar ik had het mijn moeder nog graag verteld.         

Google wist meer, en voor wie dat weten wil: Bébé trouwde in 1959 met Claude de Guerre en woonde haar hele leven op kasteel Hillenraad. In 2016 stierf ze. Tegenwoordig bewoont haar zoon Thibaud de Guerre het eeuwenoude slot met zijn gezin. De twee zussen van Bébé werden niet bijgezet in het familiegraf, maar elders begraven. Ze hadden er makkelijk bij gekund, de deksteen met namen was nog half leeg.


Geplaatst door: Mariet Redactie Kessel24